Manpages

NAAM

chroot - verander root map

SAMENVATTING

#include <unistd.h>

int chroot(const char *pad);

Feature Test Macro Requirements for glibc (see feature_test_macros(7)):

chroot():

Sinds glibc 2.2.2:

_XOPEN_SOURCE && ! (_POSIX_C_SOURCE >= 200112L)
|| /* Sinds glibc 2.20: */ _DEFAULT_SOURCE
|| /* Glibc versies <= 2.19: */ _BSD_SOURCE

Vóór glibc 2.2.2: geen

BESCHRIJVING

chroot() veranderd de root map naar dat opgegeven in pad. Deze map zal gebruikt worden voor pad namen die beginnen met /. De root map wordt geërfd door alle kinderen van het huidige proces.

Only a privileged process (Linux: one with the CAP_SYS_CHROOT capability in its user namespace) may call chroot().

This call changes an ingredient in the pathname resolution process and does nothing else. In particular, it is not intended to be used for any kind of security purpose, neither to fully sandbox a process nor to restrict filesystem system calls. In the past, chroot() has been used by daemons to restrict themselves prior to passing paths supplied by untrusted users to system calls such as open(2). However, if a folder is moved out of the chroot directory, an attacker can exploit that to get out of the chroot directory as well. The easiest way to do that is to chdir(2) to the to-be-moved directory, wait for it to be moved out, then open a path like ../../../etc/passwd.

A slightly trickier variation also works under some circumstances if chdir(2) is not permitted. If a daemon allows a "chroot directory" to be specified, that usually means that if you want to prevent remote users from accessing files outside the chroot directory, you must ensure that folders are never moved out of it.

This call does not change the current working directory, so that after the call '.' can be outside the tree rooted at '/'. In particular, the superuser can escape from a "chroot jail" by doing:

mkdir foo; chroot foo; cd ..

This call does not close open file descriptors, and such file descriptors may allow access to files outside the chroot tree.

EIND WAARDE

Bij succes wordt nul teruggegeven. Bij falen wordt -1 teruggegeven en wordt errno naar behoren gezet.

FOUTEN

Afhankelijk van het bestandsysteem kunnen andere fouten worden teruggegeven. De meer algemene fouten worden hieronder genoemd:

EACCES

Zoek toestemming werd geweigerd op een deel van het pad-voorvoegsel. (Zie ook path_resolution(7).)

EFAULT

pad wijst buiten door u toegankelijke adres ruimte.

EIO

Een In/Uit fout trad op.

ELOOP

Teveel symbolische koppelingen werden tegengekomen bij het vaststellen van pad.

ENAMETOOLONG

pad is te lang.

ENOENT

Het bestand bestaat niet.

ENOMEM

Onvoldoende kernelgeheugen voorhanden.

ENOTDIR

Een deel van pad is geen map.

EPERM

The caller has insufficient privilege.

VOLDOET AAN

SVr4, 4.4BSD, SUSv2 (marked LEGACY). This function is not part of POSIX.1-2001.

OPMERKINGEN

A child process created via fork(2) inherits its parent’s root directory. The root directory is left unchanged by execve(2).

The magic symbolic link, /proc/[pid]/root, can be used to discover a process’s root directory; see proc(5) for details.

FreeBSD has a stronger jail() system call.

ZIE OOK

chroot(1), chdir(2), pivot_root(2), path_resolution(7), switch_root(8)

COLOFON

Deze pagina is onderdeel van release 5.07 van het Linux man-pages-project. Een beschrijving van het project, informatie over het melden van bugs en de nieuwste versie van deze pagina zijn op https://www.kernel.org/doc/man-pages/ te vinden.

VERTALING

De Nederlandse vertaling van deze handleiding is geschreven door Jos Boersema <joshb [AT] xs4all.nl> en Mario Blättermann <mario.blaettermann [AT] gmail.com>

Deze vertaling is vrije documentatie; lees de GNU General Public License Version 3 of later over de Copyright-voorwaarden. Er is geen AANSPRAKELIJKHEID.

Indien U fouten in de vertaling van deze handleiding zou vinden, stuur een e-mail naar <debian-l10n-dutch [AT] lists.org>.