Manpages

NAAM

find − zoek bestanden in een directorie hiërarchie

OVERZICHT

find [pad...] [expressie]

BESCHRIJVING

Deze handleiding beschrijft de GNU versie van find. find Zoekt door de directorieboom geworteld bij elke gegeven bestandnaam, door de gegeven expressie te evalueren van links naar rechts, volgens de wetten van voorrang (zie sectie OPERATOREN), tot de uitkomst bekend is (de linker zijde is onwaar voor and {en} operaties, waar voor or {of}), op dat moment gaat find verder naar de volgende bestandnaam.

Het eerste argument dat begint met ’−’, ’(’, ’)’, ’,’, of ’!’ wordt als het begin van de expressie genomen; alle argumenten ervoor zijn paden om te doorzoeken, en mogelijke argumenten erachter zijn de rest van de expressie. Als geen paden gegeven zijn wordt de huidige directorie gebruikt. Als geen expressie is gegeven wordt de expressie ’−print’ gebruikt.

find Eindigt met status 0 als alle bestanden geslaagd zijn verwerkt, groter dan 0 als een fout optrad.

UITDRUKKINGEN

De expressie bestaat uit opties (die meer de algemene uitvoering beïnvloeden dan het verwerken van een bepaald bestand, en altijd ’waar’ teruggeven), testen (die een waarde ’waar’ of ’fout’ teruggeven), en acties (die randverschijnselen hebben en ’waar’ of ’fout’ teruggeven), allemaal gescheiden door operatoren. ’−and’ {en} Wordt aangenomen waar de operator is weggelaten. Als de expressie geen acties bevat anders dan −prune {snoei}, dan wordt −print {afdrukken} uitgevoerd op alle bestanden waarvoor de expressie ’waar’ is.

OPTIES
Alle opties geven ’waar’ terug. Ze hebben altijd gevolgen en worden niet alleen verwerkt als hun positie in de expressie bereikt wordt. Daarom, voor de duidelijkheid, is het het beste om ze aan het begin van de expressie te plaatsen.
−daystart

{−dagstart} Meet tijden (voor −amin {acces minutes}, −atime {acces time}, −cmin {change minutes}, −ctime {change time}, −mmin {modification minutes}, en −mtime {modification time}) van het begin van vandaag in plaats van 24 uur geleden.

−depth

{−diepte} Verwerk de inhoud van elke directorie vóór de directorie zelf.

−follow

{−volgen} Volg symbolische koppelingen. Impliceert −noleaf {geen vertakking}.

−help, −−help

{−−hulp} Geef een samenvatting van opdracht regel gebruik van find en eindig.

−maxdepth niveaus

{−max−diepte} Daal maximaal niveaus (een niet-negatief heel getal) directorie niveaus af onder de opdracht regel argumenten. ’−maxdepth 0’ betekend de testen en daden alleen op de opdracht regel argumenten toepassen.

−mindepth niveaus

{−minimale−diepte} Pas geen testen of daden toe op niveaus minder dan niveaus (een niet negatief heel getal). ’−mindepth 1’ Betekend verwerk alle bestanden behalve de opdracht regel argumenten.

−mount

{−mount} Daal niet af in directories op andere bestandsystemen. Een alternatief voor −xdev, voor overdraagbaarheid met andere versies van find.

−noleaf

{−geen−vertakking} Maak uitvoering niet sneller door aan te nemen dat directories 2 minder subdirectories bevatten dan hun harde koppelingen aantal. Deze optie is nodig bij zoeken door bestandsystemen die de Unix directorie-koppelingen gewoontes niet volgen zoals CD-ROM of MS-DOS bestandsystemen, of AFS volume mount punten. Elke directorie op een normaal Unix bestandsysteem heeft tenminste 2 harde koppelingen: zijn naam en zijn ’.’ ingang. Daar bovenop hebben zijn subdirectories (als aanwezig) elk een ’..’ ingang verbonden naar die directorie. Wanneer find een directorie onderzoekt, nadat het 2 minder subdirectories rekent dan het koppelingen aantal van de directorie, weet het dat de rest van de ingangen in de directorie niet-directories zijn (’blad’ bestanden in de directorie boom). Als alleen de bestandsnamen onderzocht dienen te worden is het niet nodig ze te beoordelen; dit geeft een belangrijke toename van zoek snelheid.

−version, −−version

{−−versie} Druk het find versie nummer af en eindig.

−xdev

{−x−apparaat} Daal niet af in directories op andere bestandsystemen.

TESTEN
Numerieke argumenten kunnen opgegeven worden als

+n

voor groter dan n,

−n

voor minder dan n,

n

voor precies n.

−amin n

{−toegang−minuten} Laatste bestandstoegang n minuten geleden.

−anewer bestand

{−toegang−nieuwer} Laatste bestandstoegang recenter dan bestand werd veranderd. −anewer Wordt alleen beïnvloed door −follow {−volgen} als −follow eerder dan −anewer in de opdrachtregel status.

−atime n

{−toegangs−tijd} Laatste bestandstoegang n*24 uren geleden.

−cmin n

{−verander−minuten} Bestand-status werd laatst veranderd n minuten geleden.

−cnewer bestand

{−verander−nieuwer} Bestand status werd recenter laatst veranderd dan bestand werd veranderd. −cnewer wordt alleen beïnvloed door −follow {−volg} als −follow eerder dan −cnewer in de opdrachtregel komt.

−ctime n

{−verander−tijd} Bestand-status werd laatst veranderd n*24 uren geleden.

−empty

{−leeg} Bestand is leeg en is of een normaal bestand, of een directorie.

−false

{−fout} Altijd fout {onwaar}.

−fstype soort

{−bestandsysteem−soort} Bestand zit op een bestandsysteem van soort soort. De geldige bestandsysteem soorten verschillen tussen verschillende versies van Unix; een onvolledige lijst van bestandsysteem soorten die geaccepteerd worden op een of andere versie van Unix is: ufs, 4.2, 4.3, nfs, tmp, mfs, S51K, S52K. U kunt −printf met de %F richtlijn gebruiken om de soorten van uw bestandsysteem te zien.

−gid n

{−groep-id} Numerieke groep ID van bestand is n.

−group gnaam

{−groep} Bestand hoort bij groep gnaam (numeriek groep ID toegestaan).

−ilname patroon

{−ongevoelige−koppeling−naam} Net als −lname, maar de overeenkomst is ongevoelig voor het verschil tussen hoofd- en kleine- letters.

−iname patroon

{−ongevoelige−naam} Net als −name, maar de overeenkomst is ongevoelig voor het verschil tussen hoofd- en kleine- letters. Bijvoorbeeld, de patronen ’fl*’ en ’F???’ komen overeen met de namen ’Flip’, ’FLIP’, ’flip’, ’fLIp’, enz.

−inum n

{−inode−num} Bestand heeft inode nummer n.

−ipath patroon

{−ongevoelig−pad} Net als −path, maar de overeenkomst is ongevoelig voor het verschil tussen hoofd- en kleine- letters.

−iregex patroon

{−ongevoelige−reguliere−expressie} Net als −regex, maar de overeenkomst is ongevoelig voor het verschil tussen hoofd- en kleine- letters.

−links n

{−koppelingen} Bestand heeft n koppelingen.

−lname patroon

{−koppeling−naam} Bestand is een symbolische koppeling wiens inhoud overeenkomt met shell patroon patroon. De metakarakters behandelen ’/’ en ’.’ niet speciaal.

−mmin n

{−aanpassings−minuten} Bestandsgegevens werden het laatst n minuten geleden aangepast.

−mtime n

{−aanpassings−tijd} Bestand gegevens werden het laatst n*24 uur geleden aangepast.

−name patroon

{−naam} Basis van de bestandnaam (het pad met de voorlopende directories verwijderd) komt overeen met shell patroon patroon. De metakarakters (’*’, ’?’, en ’[]’) komen niet overeen met ’.’ aan het begin van de basis naam. Om een directorie en de bestanden eronder te negeren, gebruik −prune; zie een voorbeeld in de beschrijving van −path.

−newer bestand

{−nieuwer} Bestand werd recenter aangepast dan bestand. −newer wordt alleen beïnvloed door −follow {−volgen} als −follow eerder dan −newer in de opdrachtregel komt.

−nouser

{−geen−gebruiker} Geen gebruiker hoort bij het bestand numerieke ID.

−nogroup

{−geen−groep} Geen groep hoort bij het numerieke groep ID van bestand.

−path patroon

{−pad} Bestandnaam komt overeen met shell patroon patroon. De metakarakters behandelen ’/’ en ’.’ niet speciaal; dus, bijvoorbeeld,

find . −path ’./sr*sc’

zal een ingang voor een directorie genaamd ’./src/misc’ (als die bestaat) afdrukken. Om een hele directorie boom te negeren, gebruik −prune in plaats van elk bestand in de boom te testen. Bijvoorbeeld, om de directorie ’scr/emacs’ en alle bestanden eronder over te slaan, en de namen van de andere gevonden bestanden af te drukken, doe iets als dit:

find . −path ’./src/emacs’ -prune -o -print

−perm mode

{−toestemmingen} bestandspermissie-bits zijn precies mode (octaal of symbolisch). Symbolische modes gebruiken 0 als vertrekpunt.

−perm −mode

Alle permissiebits mode zijn gezet voor het bestand.

−perm +mode

Eén of meer van de permissiebits mode zijn gezet voor het bestand.

−regex patroon

{−reguliere−expressie} Bestandnaam komt overeen met reguliere expressie patroon. Dit is een overeenkomst met het hele pad, er wordt niet in gezocht. Bijvoorbeeld, om met een bestand genaamd ’./flopje3’ overeen te komen, kunt u de reguliere expressie ’.*opje.’ of ’.*o.*3’, maar niet ’o.*e3’ gebruiken.

−size n[bckw]

{−grootte} Bestand gebruikt n eenheden ruimte. De eenheden zijn normaal 512-byte blokken of als ’b’ op n volgt, bytes als ’c’ op ’n, kilobytes als ’k’ volgt op n, of 2-byte woorden als ’w’ op n volgt. De grootte telt indirecte blokken niet, maar het telt wel blokken in magere bestanden die niet daadwerkelijk toegewezen zijn.

−true

{−waar} Altijd waar.

−type c

{−soort} Bestand is van soort c:

b

blok (gebufferd) speciaal

c

karakter (ongebufferd) speciaal

d

directorie

p

benoemde pijp (FIFO)

f

normaal bestand

l

symbolische koppeling

s

socket

−uid n

{−gebruiker−id} numerieke gebruiker ID van bestand is n.

−used n

{−gebruikt} Laatste toegang tot bestand was n dagen nadat zijn status het laatst werd veranderd.

−user gnaam

{−gebruiker} Bestand is eigendom van gebruiker gnaam (numeriek gebruiker ID toegestaan).

−xtype c

{−xsoort} Het zelfde als −type tenzij het bestand een symbolische koppeling is. Voor symbolische koppelingen: als −follow niet gegeven werd, ’waar’ als het bestand een koppeling is naar een bestand van soort c; als −follow wel werd gegeven, ’waar’ als c gelijk is aan ’l’. Met andere woorden, voor symbolische koppelingen test −xtype het type bestand dat −type niet test.

ACTIES
−exec opdracht ;

{−uitvoeren} Voer opdracht uit; ’waar’ als 0 status teruggegeven is. Alle volgende argumenten voor find worden als argumenten voor de opdracht genomen totdat een argument bestaande uit ’;’ wordt tegengekomen. De string ’{}’ wordt vervangen door de huidige bestandnaam die wordt verwerkt, overal waar het opduikt in de argumenten voor de opdracht, niet alleen in argumenten waar het alleen is, zoals in sommige versies van find. Allebei deze constructies moeten misschien ge-escape’t (met een ’\’) of geciteerd worden om ze te beschermen tegen interpretatie door de shell. De opdracht wordt uitgevoerd in de start directorie.

−fls bestand

{−bestand−ls} Waar; net als −ls maar schrijf naar bestand zoals −fprint.

−fprint bestand

{−bestand−afdrukken} Waar; schrijf de volle bestandnaam naar bestand bestand. Als bestand niet bestaat als find draait, wordt het gemaakt; als het bestaat, wordt het afgehakt. De bestandsnamen ’’/dev/stdout’’ en ’’/dev/stderr’’ worden speciaal behandeld; zij verwijzen naar de standaard uitvoer en standaard fout uitvoer, respectievelijk.

−fprint0 bestand

{−bestand−afdrukken0} Waar; zoals −print0 maar schrijf naar bestand zoals −fprint.

−fprintf bestand vorm

{−bestand−afdrukken} Waar; zoals −printf maar schrijf naar bestand zoals −fprint.

−ok opdracht ;

{−goedkeuring} Zoals −exec maar vraag de gebruiker eerst (op de standaard invoer); als het antwoord niet begint met ’y’ of ’Y’, draai de opdracht niet, en geef ’fout’ terug.

−print

{−afdrukken} Waar; druk de volle bestandnaam af op de standaard uitvoer, gevolgd door een nieuwe regel.

−print0

{−afdrukken0} Waar; druk de volle bestandnaam af op de standaard uitvoer, gevolgd door een nul karakter. Dit laat bestandsnamen die nieuwe regels bevatten toe om goed geïnterpreteerd te kunnen worden door programma’s die de find uitvoer verwerken.

−printf vorm

{−afdrukken−gevormd} Waar; druk vorm af op de standaard uitvoer, ’\’ uitvluchten en ’%’ richtlijnen interpreterend. Veld breedte en precisie kunnen opgegeven worden zoals met de ’printf’ C functie. Niet zoals −print, voegt −printf geen nieuwe regel toe aan het einde van het string. De escapes en richtlijnen zijn:

\a

Alarm bel.

\b

’backspace’

\c

Stop afdrukken van deze vorm onmiddellijk en spoel {flush} de uitvoer uit.

\f

Geef bladzijde {form}.

\n

Nieuwe regel.

\r

Regel overhaal.

\t

Horizontale tabulatie.

\v

Verticale tabulatie.

\\

Een letterlijke backslash (’\’).

Een ’\’ karakter gevolgd door een ander karakter wordt behandeld als een normaal karakter, zodat ze allebei afgedrukt worden.

%%

Een letterlijk procent teken.

%a

Bestands’ laatste toegangstijd in de vorm teruggegeven door de C ’ctime’ functie.

%Ak

Bestands’ laatste toegangstijd in de vorm opgegeven door k, die of ’@’ is of een richtlijn voor de C ’strftime’ functie. De mogelijke waardes voor k worden onder gegeven; sommige ervan zijn misschien niet beschikbaar op alle systemen, ten gevolge van verschillen in ’strftime’ tussen systemen.

@

seconden sinds 1 Jan. 1970, 00:00 GMT.

Tijd velden:

H

uur (00..23)

I

uur (01..12)

k

uur ( 0..23)

l

uur ( 1..12)

M

minuten (00..59)

p

locale AM of PM

r

tijd, 12-uur (hh:mm:ss [AP]M)

S

seconden (00..61)

T

tijd, 24-uur (hh:mm:ss)

X

locale tijd voorstelling (H:M:S)

Z

tijd zone (o.a. CET), of niets als geen tijd zone te bepalen is

Datum velden:

a

locale afgekorte weekdag naam (Sun..Sat)

A

locale volle weekdag naam, variabele lengte (Sunday..Saturday)

b

locale afgekorte maand naam (Jan..Dec)

B

locale volle maand naam, variabele lengte (January..December)

c

locale datum en tijd (Sat Nov 04 12:02:33 CET 1989)

d

dag van de maand (01..31)

D

datum (mm/dd/jj)

h

zelfde als b

j

dag van jaar (001..366)

m

maand (01..12)

U

week nummer van jaar met Zondag als eerste dag van de week (00..53)

w

dag van de week (0..6)

W

week nummer van jaar met Maandag als eerste dag van de week (00..53)

x

locale datum voorstelling (mm/dd/jj)

y

laatste twee cijfers van jaar (00..99)

Y

jaar (1970...)

%b

Bestandsgrootte in 512-byte blokken (omhoog afgerond).

%c

Bestand laatste status veranderingstijd in de vorm teruggegeven door de C functie ’ctime’.

%Ck

Bestand laatste status veranderingstijd in de vorm opgegeven door k, wat hetzelfde is als voor %A.

%d

Bestand diepte in de directorie boom; 0 betekend het bestand is een opdracht regel argument.

%f

Bestand naam met voorlopende directories verwijderd (alleen het laatste deel).

%F

Soort bestandsysteem waar het bestand op staat; deze waarde kan gebruikt worden voor −fstype.

%g

Groep naam van bestand, of numerieke groep ID als de groep geen naam heeft.

%G

Numerieke groep ID van bestand.

%h

Voorlopende directories van bestandnaam (alles behalve het laatste deel).

%H

Opdrachtregel-argument waaronder het bestand gevonden werd.

%i

Inode nummer van bestand (in decimalen).

%k

Grootte van bestand in 1K blokken (omhoog afgerond).

%l

Voorwerp van symbolische koppeling (lege string als bestand geen symbolische koppeling is).

%m

Bestands’ permissiebits (in octaal).

%n

Aantal harde koppelingen voor bestand.

%p

Naam van bestand.

%P

Naam van bestand met de naam van het opdracht regel argument waaronder het gevonden werd verwijderd.

%s

Grootte van bestand in bytes.

%t

Laatste aanpassings tijd van bestand in de vorm teruggegeven door de C functie ’ctime’.

%Tk

Laatste aanpassings tijd van bestand in de vorm opgegeven door k, wat hetzelfde is als voor %A.

%u

Gebruiker naam van bestand, of numerieke gebruiker ID als de gebruiker geen naam heeft.

%U

Numerieke gebruiker ID van bestand.

Een ’%’ karakter gevolgd door elk ander karakter wordt genegeerd (maar het andere karakter wordt afgedrukt).

−prune

{−snoei} Als −depth {−diepte} niet is gegeven, ’waar’; daal niet af in de huidige directorie.

Als −depth gegeven is, ’fout’; geen gevolgen.

−ls

Waar; geef het huidige bestand in ’ls −dils’ vorm op standaard uitvoer. De blok aantallen zijn in 1K blokken, tenzij de omgevingsvariabele POSIXLY_CORRECT gezet is, in welk geval 512-byte blokken worden gebruikt.

OPERATOREN
Gegeven in volgorde van aflopende voorrang:
( expr )

Dwing voorrang af.

! expr

Waar als expr ’fout’ is.

−not expr

{−niet} Zelfde als ! expr.

expr1 expr2

’En’ (impliciet); expr2 wordt niet beoordeeld als expr1 ’fout’ is.

expr1 −a expr2

Zelfde als expr1 expr2.

expr1 −and expr2

{−en} Zelfde als expr1 expr2.

expr1 −o expr2

Of; expr2 wordt niet beoordeeld als expr1 ’waar’ is.

expr1 −or expr2

{−of} Zelfde als expr1 −o expr2.

expr1 , expr2

Geef-lijst; beide expr1 en expr2 worden altijd beoordeeld. De waarde van expr1 wordt genegeerd; de waarde van de lijst is de waarde van expr2.

ZIE OOK

locate(1L), locatedb(5L), updatedb(1L), xargs(1L) Finding Files (electronisch in Info, of gedrukt)

VERTALING

Dit is de handleiding van find 4.1.

Bijna alles wat tussen ’{’..’}’ staat is aanvullende vertaling, en hoort niet bij de originele handleiding. Behalve: ’{}’ als argument voor −exec (zie −exec). Email naar <manpages-nl [AT] nl.org>.

$Id: find.1,v 1.1.1.1 2004/03/21 21:02:25 cor Exp $